Aanloop voor
Samenwerken kan op twee manieren, die wezenlijk van elkaar verschillen. De eerste is die van het bundelen van krachten. De tweede die van bundelen van kennis.
Samenwerken kan op twee manieren, die wezenlijk van elkaar verschillen. De eerste is die van het bundelen van krachten. De tweede die van bundelen van kennis.
1. krachten bundelen
Als iedereen maar zijn eigen kant op trekt of duwt gebeurt er niets. De gezamenlijke kracht is dan nul.
Voor het bundelen van krachten is het dus handig om die gelijk te richten. Dit is de manier van samenwerken die we van oudsher gewend zijn: "alle neuzen in dezelfde richting laten wijzen". Eenheid door uniformiteit.
2. kennis bundelen
Maar voor het bundelen van kennis ligt het anders. Velen weten meer dan één. Iedereen heeft een ander gezichtspunt en alleen daardoor al andere informatie. Hoe meer we van die beetjes bij elkaar brengen des te meer is onze gezamenlijke kennis toegenomen. Eenheid door verscheidenheid.
2.1 gesloten problematiek
Het komt het duidelijkst aan het licht als er 1 antwoord mogelijk is, dan valt er niet over te twisten. Bij gesloten problemen, zoals dat genoemd wordt. Bijvoorbeeld 'wat is de wortel van 169' of 'waar is mijn autosleutel', maar ook 'wat mankeert er aan het kopieerapparaat'.
Soms kan zo'n probleem behandeld worden met 'gesloten vragen', waarbij alleen gekozen kan worden uit een beperkte reeks antwoorden. 'De moordenaar moet 1 van de 6 mensen zijn die zich in deze kamer bevinden'. Ook kan het zijn dat daarvoor een (vrij) getal gekozen moet worden.
Wie die gesloten vragen stelt kent op voorhand de mogelijke uitkomsten. Hij vraagt in zekere zin naar de bekende weg. Hij zoekt niet naar nieuwe variabelen of invloedsfactoren maar in welke mate ze in het geval onderhanden van toepassing zijn.*
2.1.1.1 feitelijke kennis
Zelfs als iedereen zich ergens over vergist weten we met ons allen heel precies hoe het zit! Want voor iedere vergissing naar de ene kant staat wel iemand met een tegengestelde vergissing. Als we die vergissingen uitmiddelen komt de correcte informatie bovendrijven.
Heel logisch, maar het lijkt wel een wonder.
Dit is de 'wisdom of crowds' zoals James Surowiecki bedoelde. Zijn boek ging echter vooral over de addertjes die er bij onder het gras verscholen zitten.
Ten eerste moet het aantal mensen groot genoeg zijn. Hoe meer des te beter. Met een zo groot mogelijke diversiteit aan kennis.
Er mag vooral ook geen sprake zijn van onderlinge beïnvloeding. Mensen hebben anders de onhebbelijke neiging om zich aan elkaar te conformeren. Ze gaan bijvoorbeeld kuddegedrag vertonen. Dat verstoort de variatie in de vergissingen. Die middelen elkaar dan niet meer goed uit.
2.1.1.1.1 numerieke gegevens
Het gemakkelijkste bepaalt men het gezamenlijke antwoord als de antwoordmogelijkheid een getal is. Met het 'rekenkundig gemiddelde'.
2.1.1.1.2 meerkeuzevragen
Bestaat de keuze uit een reeks antwoorden is de beste benadering van de 'waarheid' datgene dat het vaakst genoemd werd, de modus.
2.1.1.2 meningen
Bij de vraagstelling moet onderscheid gemaakt worden tussen meningen en (feiten)-kennis, tussen wat men denkt of wat men vindt. Of, misschien helderder, tussen 'soll'- en 'ist'-waarden.
'Ist'-waarden (Duits voor 'is') beschrijven hoe iets daadwerkelijk is. Ist-waarden (feitenkennis) middelen uit, zoals hierboven bedoeld, tot verbluffend correcte informatie.
'Soll'-waarden (van Duitse 'sollen'='moeten') omschrijven hoe iets zou moeten zijn. Wat men wil dus, een wens of ideaalbeeld.
2.1.1.2.1
Het gemiddelde van de soll-waarden (meningen) geeft weer 'welke kant de neuzen staan', gemiddeld. Dat zegt iets over de ondervraagden maar niets over de feitelijke toestand.
2.1.2 open vragen, inductie, hypotheses
Gesloten vragen kan men 'kwantitatief' te lijf: met tellen, turven en rekenen. Maar vaak is zo'n vraag niet aan de orde. Op de vraag 'wat is híer gebeurd' kan men vaak niet op voorhand een reeks vaste antwoordmogelijkheden aanbieden.
Het probleem is weliswaar gesloten, want er is 1 antwoord het juiste maar er zijn vele 'verklaringen' mogelijk.
Een mooi voorbeeld is een scene uit de film 'The Messenger: The Story of Joan of Arc' (1999) waarin Jeanne d'Arc na een bloedstollend avontuur bijkomt in een veld. Naast haar vindt zij een zwaard en zij neemt voetstoots aan dat dit een teken van God is. Dan verschijnt echter de duivel (Dustin Hoffman) die twijfel zaait met een groot aantal ontnuchterende verklaringen.
Duidelijk is dat deze reeks niet uitputtend is, de vraag is dus 'open'. Voor een ieder die men er (onafhankelijk van elkaar!) om zou vragen kan men een uniek antwoord verwachten: een andere verklaring. Met tellen en turven komt men er dan niet.
Dat kan ook niet de bedoeling zijn van open vragen. Daarmee kan alleen verklaringen en relevante kenmerken op het spoor komen. (Parameters of kwaliteiten; vandaar: kwalitatief onderzoek). Deze staan echter geenszins vast: het zijn vooralsnog inducties of veronderstellingen (in oud-grieks: hypotheses).
Bij een voldoend aantal gaan zich echter overeenkomsten aftekenen. Dan kunnen categorieen onderscheiden worden waarin de antwoorden kunnen worden ondergebracht. In een volgende ronde kan dan een kwantitatief onderzoek gehouden worden aan de hand van gesloten vragen.
2.2 open problematiek
Lang niet alle problemen hebben 1 oplossing; zelfs vaak niet een 'beste oplossing':
er zijn een heleboel stoelen te bedenken, en bedacht, die comfortabel zitten;
de wereld is vol van fijne vakantiebestemmingen;
er is niet een hand vol maar een land vol leuke meisjes...
Bij dit soort 'open problemen' gaat het er om om een keuze te maken uit een groot aantal opties:
2.2.1 oplossingen genereren
2.2.1.1 bestaande oplossingen zoeken
2.2.1.2 nieuwe oplossingen verzinnen
2.2.2 criteria genereren
2.2.3 selectie: oplossingen toetsen aan criteria
Geen opmerkingen:
Een reactie posten